De angst voor het lege blad

Er zijn verschillende manieren van toeslaan. Er is de laffe. Met een harde klap in de rug. Zo hoef je je slachtoffer niet aan te kijken. Er is de slordige. Wanneer die eerste is mislukt en je er jezelf nog even snel vanaf wilt maken. Er is ook nog een derde. Je kijkt je slachtoffer in de ogen. Knippert niet. Je hoeft het niet weg te stoppen dat jij de sterkste bent, aan jouw kont zit de veer.

Zo voelt het lege blad zich met mij in de buurt. Wanneer ik er oog in oog mee sta voel ik hoe ze me scherp aankijkt. Vernedert. Uitlacht. Zij weet het en ik weet het. Ik ben bang voor dat lege blad.


In een schetsboek is m’n potlood een voorhamer die genadeloos en waar nodig het wit op zijn weg neermaait. Bam! Bam! Is het niet goed, uitscheuren, opnieuw beginnen. Bam! Bam! Daar ben ik de grote jongen. Maar wanneer het erop aankomt en ik aan de tekening begin die in het boek verschijnen moet verstijf ik. Plankenkoorts. Horror vacui in overtreffende trap. Angst.

Excuses, excuses, excuses

Dus doe ik wat ongetwijfeld iedereen in mijn plaats zou doen: ik probeer het tekenen zo lang mogelijk uit te stellen.

Daar is een ritueel voor (inderdaad). Eerst moet ik de juiste kleren aan. Dan worden de potloden geslepen. Ik kijk ook even of er vloeipapier voorhanden is, zodat ik geen lijnen opensmeer terwijl ik teken. Is er geen, dan wordt er gejubeld, want de confrontatie wordt met minstens een halve minuut uitgesteld terwijl ik er een zoek. Laat me dan toch ook de tijd nemen om het slijpsel van die vorige tekening weg te vegen. Zou ik trouwens sokken dragen of toch maar blootsvoets blijven? Verdient m’n vrouw niet nog een zoenoffer voor haar tijd? Jeff Buckley of Jef Neve? Is het hier eigenlijk niet te warm?

Wanneer de excuses uitgeput zijn zet ik de eerste lijn. Ze is niet vastberaden. Maar ik laat ‘m staan (ik kan ook koppig zijn). In het boek waaraan ik momenteel werk heb ik dapper besloten om alle lijnen te houden. Een lijn is immers nooit fout, hoogstens eigenzinnig. Een klok waarvan de wijzers stilstaan geeft ook twee keer per dag de juiste tijd aan. Dat las ik eens, ergens. En kijk. Het blad knippert.

De papiertemmer

Gaandeweg heb ik voor dit nieuwe boek gevonden hoe het blad opmerkelijk eenvoudig bedwongen kan worden. In plaats van meteen de hele illustratie in het net te maken, teken ik verschillende elementen op losse vellen papier. Daarna plak ik ze samen. Ik durf van zeven hoog in het zwembad springen want er zijn tussenverdiepingen. Een werkwijze met een bijkomend voordeel. Het introduceert het element van het onvoorspelbare in de tekening. Of anders, zoals Robert Wilson zou zeggen: “If you know what it’s going to be, why do you do it?”.

Voor mij is het maken van een boek in de eerste plaats het temmen van het papier. Dat doe ik dan ook met heel m’n hart. Dat heet tekenplezier.

Misschien mag ik ooit – eens ik het echt onder de knie heb – bij het circus. Als papiertemmer. Wie weet.

Het resultaat van de laatste strijd, een sneak peek van een tekening uit het aankomende boek.

Dit is een van m’n meest gelezen stukjes. Benieuwd naar de andere? Bekijk ze allemaal →